Ik hou niet van het woord ‘kansarm’
Danny Keuppens is een theatermaker die de overstap naar de jeugdzorg maakte. Vandaag werkt hij als contextbegeleider bij vzw Stappen, een begeleidingscentrum voor meisjes dat zich richt op het verbinden van deze jongeren met hun omgeving, hun verlangens, hun school- en werktraject. Tijdens de creatie van Banzaï maakte Danny Keuppens onze ploeg wegwijs in de bijzondere jeugdzorg. De uitgelezen persoon dus om wat meer te weten te komen over jongeren en hulpverlening.
Onder de radar
De drie jongeren in Banzaï staan op de drempel van de meerderjarigheid. Danny Keuppens merkt op dat het voor heel wat jongeren niet evident is om op hun eigen benen te komen staan. Denk maar aan de vele verhalen over studenten die met psychische problemen kampen. Maar na een jeugd binnen de gedwongen hulpverlening, snak je ernaar je leven in eigen handen te nemen. “Die jongvolwassenen weigeren soms elke hulp. Ze willen het zelf uitzoeken, hoewel ze op sommige vlakken nog niet klaar zijn voor die volledige zelfstandigheid. Dat maakt hen kwetsbaar. Sommigen verdwijnen onder de radar. Dan kunnen ze in de dakloosheid belanden of in de greep geraken van een verslaving.”
Toch moeten we oppassen. Jonge mensen in de marginaliteit hebben weliswaar vaak een verleden in de jeugdzorg, maar, zo weet Keuppens uit eigen ervaring, het omgekeerde is niet noodzakelijk waar: moeilijke jongeren die met ernstige problemen geconfronteerd werden, komen vaak goed terecht. Daarom houdt hij niet van het woord kansarm. “Die term zorgt voor een verkeerde kijk op de hele zaak. Ondanks het feit dat ze soms opgroeien in moeilijke omstandigheden, hebben jongeren altijd kansen en de meeste grijpen die ook, zeker als ze wat hulp krijgen.”
Voldoen aan de verwachtingen
Volgens Keuppens dwingt onze samenleving jongeren zich met haar torenhoge eisen te meten. Niet alle jongeren slagen erin daaraan te beantwoorden. “Niks menselijks is hen vreemd. Zoals zo veel mensen koesteren ze materialistische wensen. Ze dromen van een chique BMW. Maar hun situatie dwingt hen die droomwagen te laten varen. Dat geeft hen het gevoel dat het leven dat ze voor zichzelf wensen niet haalbaar is. Niet de jeugdzorg maar de armoede drukt hen.”
Uitsluitingsmechanismen. Die systemen vormen een dieperliggende oorzaak. “Een job vinden. Dat lukt gelukkig voor de meeste mensen. Maar groei je op onder moeilijke omstandigheden, dan wordt het een hele opgave om een diploma te behalen, die job te vinden of hem te behouden.” Keuppens vertelt over een hoogbegaafd meisje dat hij bij vzw Stappen begeleidde. Ze komt uit een warm nest. Ze kan geweldig schrijven. Ze heeft een originele, verrassende kijk op de dingen. Maar relaties met andere mensen zijn vaak moeilijk voor haar. “Veel van de jongeren waar wij mee werken hebben het moeilijk om te voldoen aan de verwachtingen van onze samenleving en krijgen daardoor het gevoel dat ze niet meetellen. Terwijl er zoveel schoonheid en rijkdom in deze jongeren zit. Als je de pijn ziet die dat met zich meebrengt, dan zie je dat het nodig is om in de maatschappij plekken te creëren waar zij zich goed kunnen voelen.”
Straffen en belonen
We leggen onze middenklasse-normen aan iedereen op. Keuppens vindt dat een risico voor hulpverleners. “Het gaat over de vraag wat een goed gezin is. Sommige gezinnen houden er misschien ‘andere’ normen op na, maar zijn wel liefdevol.” Hij geef het voorbeeld van een ouderpaar met een verslavingsproblematiek. “Ze zijn daardoor niet altijd even beschikbaar, toch heerst er een tedere band waardoor zowel ouders als kinderen zich willen inzetten om samen te leven.”
Het brengt ons bij de vraag of het regelloze, ontplooiingsgerichte kamp uit Banzaï een utopie binnen de jeugdzorg is, in tegenstelling tot de Spartaanse instellingsafspraken die opgesomd worden. Keuppens vindt straffen en belonen niet per se verkeerd. “Het speelt mee in de opvoeding van ieder kind. Bij vzw Stappen kunnen jongeren extra vrije tijd verdienen door taken zoals hun kamer poetsen. Alleen beperkt opvoeden zich niet tot die gedragsmatige aanpak.”
Er zijn jongeren voor wie die aanpak niet werkt. Ze hebben al een lange weg binnen de jeugdzorg achter de rug. Het lukt hen niet om naar school te gaan, ze zien weinig mensen buiten de voorziening en verliezen zo hun contact met de samenleving. “Beseffen dat je er niet bij hoort, heeft een groot effect op je identiteit. Het gevoel groeit dat je helemaal niks kan. Die onvrede vertaalt zich dan in hun gedrag. Ze zeggen niet ‘ik kan dit niet’, maar verschuilen zich liever achter ‘ik heb daar geen zin in’.” Die jongeren iets opleggen, werkt niet. Het komt erop aan een context te creëren die hen kan verleiden om opnieuw in beweging te komen en weer aansluiting te zoeken met de samenleving. “Niet omdat we die ideaal vinden,” voegt Keuppens eraan toe, “maar omdat het verdomd lastig is als je uit die samenleving valt.”
Een kwestie van vertrouwen
Bij vzw Stappen is het dagbestedingsproject ‘Buiten Beeld’ een voorbeeld daarvan. Het is een plaats waar vrijwilligers komen doen wat ze graag doen: koken, musiceren, een bezoek brengen aan het SMAK of bij de buurman de haag gaan snoeien. De jongeren moeten niets, maar ze worden uitgenodigd om mee te doen. En dan zie je dat ze vroeg of laat, als ze eraan toe zijn in beweging komen. Ze vinden rust, krijgen vertrouwen en laten kanten van zichzelf zien die je nooit had vermoed.’
Aan het eind blijft er de pertinente vraag die een meisje uit Banzaï stelt: ‘Ga jij me dan mee naar huis nemen?’. Elke hulpverlener die ook als mens in zijn job staat wordt ermee geconfronteerd. “Het is de eeuwige discussie over afstand en nabijheid,” zegt Keuppens. “Toen ik startte met mijn loopbaan deed ik dat vanuit de overtuiging dat je alles wat je als mens in je hebt, in de schaal moet gooien om jongeren te bereiken en dat je zo dicht mogelijk bij jongeren moet staan. Dat vind ik nog altijd. Maar ik heb geleerd dat het allemaal toch iets ingewikkelder is en dat een zekere afstand even belangrijk kan zijn. Het is een dun evenwicht. Uiteindelijk gaat het erom dat jongeren hun eigen weg vinden en jou niet meer nodig hebben.
Al lukt dat niet voor alle jongeren. Er zijn meisjes die in de marginaliteit belanden. Ze lopen soms grote risico’s. Het vergt wel wat van een hulpverlener om dat te kunnen loslaten en toe te geven dat hij of zij soms met de kraan open aan het dweilen is. “Je moet je ermee kunnen verzoenen dat je in de levens van die mensen louter aanwezig mag zijn. Dat is al heel wat. Dan begrijp je dat de scheldwoorden die ze je naar het hoofd slingeren, ook maar een uiting zijn van een gevoel van onmacht of mislukking. De aanval als de beste verdediging. En ja, dan moet je er inderdaad weer helemaal door, vanaf nul, opnieuw vertrouwen winnen, nog maar eens een relatie opbouwen. De oefening is altijd weer: iets anders doen dan de andere mensen waar ze mee te maken hebben. En dat betekent in de eerste plaats meestal: niet oordelen.
Dit is de volledige versie van het interview met Danny Keuppens dat in ons tijdschrift van november 2019 verscheen.
Tekst: Flor Declercq
Foto's: kurtvanderelst